Paragrafen

Paragraaf 3: Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen in één oogopslag

Berekening weerstandsvermogen rekening 2019

2020

2021

2022

2023

Beschikbare weerstandsvermogen (A)

110.247

113.129

117.393

120.087

Algemene Reserve

40.249

43.132

47.395

50.089

 Overig weerstandsvermogen

69.998

69.998

69.998

69.998

Benodigde weerstandsvermogen (B)

104.189

115.185

118.998

119.544

  Risico grondexploitaties * waarschijnlijkheidsfactor (90%)

72.000

72.000

72.000

72.000

  Overige risico's * waarschijnlijkheidsfactor (90%)

32.189

43.185

46.998

47.544

Ratio weerstandsvermogen (A/B x 100%)

106%

98%

99%

100%

Verhouding reserves / benodigd weerstandsvermogen

39%

37%

40%

42%

Ambitie beschikbaar weerstandsvermogen op 100%

100%

100%

100%

100%

Verschil tussen beschikbaar en benodigd weerstandsvermogen

6.058

-2.055

-1.606

542

Het weerstandsvermogen geeft inzicht in de weerbaarheid van de gemeente. Het laat zien of de gemeente in staat is de effecten van risico’s op te vangen. Als maatstaf hanteren we hiervoor de ratio van het weerstandsvermogen. Deze geeft de verhouding weer tussen het beschikbare weerstandsvermogen (welke middelen zijn er om risico’s op te vangen?) en het benodigde weerstandsvermogen (welke risico’s lopen we?). Een ratio van 100% betekent dat er voldoende weerstandsvermogen beschikbaar is om het effect van de ingeschatte risico’s (kans * effect*waarschijnlijkheidsfactor van 90%) te kunnen opvangen.

Waarschijnlijkheidsfactor
Bij het bepalen van het benodigd weerstandsvermogen houden we rekening met een
waarschijnlijkheidsfactor van 90%. Deze factor geeft weer dat niet alle risico’s zich tegelijkertijd
zullen voordoen

Het beschikbare weerstandsvermogen bestaat uit een aantal bronnen waarmee het effect van risico’s kan worden opgevangen. We maken onderscheid tussen de Algemene reserve (AR) en overige bronnen. De Algemene reserve (40,2 miljoen euro in 2020) is hard en kan direct worden ingezet. Inzet van de overige bronnen (70 miljoen euro) vraagt over het algemeen meer tijd. Voor de inzet van de stille reserve Enexis bijvoorbeeld is eerst verkoop van de aandelen nodig en inzet van de intensiveringsmiddelen vraagt besluitvorming over verlaging van de beschikbare budgetten en aanpassing van het beleid.
Gezien het belang van het aandeel Algemene reserve maken we deze afzonderlijk zichtbaar. In het onderdeel beschikbaar weerstandsvermogen geven we een toelichting op de onderdelen van het beschikbaar weerstandsvermogen.

Het benodigde weerstandsvermogen wordt bepaald op basis van een inschatting van de risico’s die de gemeente loopt. Veruit het grootste risico ligt bij de gemeentelijke grondexploitaties en Meerstad. Dit risico bepaalt in 2020 zo’n 70% van het benodigd weerstandsvermogen. In het onderdeel benodigd weerstandsvermogen geven we een toelichting op risico’s die het benodigd weerstandsvermogen bepalen.

De ontwikkeling van het weerstandsvermogen wordt twee keer per jaar bepaald: bij de rekening en bij de begroting. We willen benadrukken dat de berekening van het weerstandsvermogen geen exacte wetenschap is. Bij het bepalen van de omvang van het benodigd weerstandsvermogen worden een groot aantal inschattingen gemaakt die meer of minder goed te onderbouwen zijn. Bij de beoordeling van het weerstandsvermogen kijken we dan ook vooral naar hoe het weerstandsvermogen zich ontwikkelt.

In de berekening van het benodigd weerstandsvermogen is financieel nog geen rekening gehouden met de effecten van het coronavirus. Dat het coronavirus een significant effect op de gemeentelijke financiën zal hebben, is duidelijk. De uitgaven voor onder andere handhaving, zorg en uitkeringen stijgen terwijl de parkeer-,huur- en belastinginkomsten dalen. Naast de gevolgen die we nu al kunnen zien, zullen de gevolgen van een wereldwijde recessie ons gaan raken. Ook partijen waar we mee samenwerken zullen de gevolgen gaan ondervinden. Op dit moment is geen duidelijk beeld te geven van het totale effect voor 2020 en latere jaren. Vandaar dat we het risico vooralsnog op pm zetten.

In de berekening van het benodigd weerstandsvermogen is deels rekening gehouden met risico’s van nieuwe projecten.  Het risico Uitleg- en binnenstedelijke ontwikkelingslocaties inclusief Meerstad hebben we voor de komende jaren namelijk gehandhaafd op 80 miljoen euro. Het niveau dat werd berekend bij de begroting 2020. Dit sluit aan bij de toelichting in het raadsvoorstel herziening grondexploitaties 2019 (120102-2020). Hierbij hebben we enerzijds geconstateerd dat risico’s van lopende grondexploitaties afnemen. Anderzijds zijn grondexploitatie gevoelig voor economische schommelingen. Dit kan ertoe leiden dat risico’s van de lopende grondexploitaties in de toekomst weer groter worden. Deze meerjarige gevoeligheden willen we door middel van scenario’s  inzichtelijk maken. Daarnaast verwachten we in de komende jaren een aantal nieuwe grote gebiedsontwikkelingen te starten zoals Suikerzijde, Stadshavens, Stationsomgeving en de Held III. De (project-specifieke) risico’s in deze gebiedsontwikkelingen zijn nog niet nauwkeurig te bepalen. Echter een eerste globale berekening, op basis van schattingen in investeringsbehoefte geven een bandbreedte aan benodigd weerstandsvermogen aan, tussen de 25 en 40 miljoen euro.

We kiezen er daarom nu voor de positieve risico-ontwikkelingen bij lopende grondexploitaties nog niet mee te nemen totdat er meer duidelijk is over de risico-gevoeligheid van scenario’s bij lopende grondexploitaties en de risico’s bij toekomstige gebiedsontwikkelingen. We voorkomen hiermee schommelingen in het weerstandsvermogen. Tot die tijd handhaven we het risico op het niveau van de begroting 2020 van 80 miljoen euro.

In zijn algemeenheid leiden nieuwe projecten tot nieuwe risico’s en dus tot een hoger benodigd weerstandsvermogen. Op het moment dat er zekerheid is over de uitvoering van een project (meestal bij een realisatiebesluit door de raad), kan een inschatting worden gemaakt van het risico en houden we er rekening mee in het bepalen van het benodigd weerstandsvermogen.

Op basis van de actuele berekening van het weerstandsvermogen komt de ratio voor 2020 uit op 106%. In de jaren daarna neemt de ratio iets af naar 98% in 2021 en 99 % 2022. In 2023 stijgt de ratio weer naar 101%.  In 2020 kan 39% van het benodigd weerstandsvermogen worden opgevangen met reserves. In de jaren daarna neemt dit naar verwachting toe tot 42% in 2023. Dit komt vooral door een verwachte toename van de reserves.
In het coalitie akkoord is opgenomen dat er wordt gestreefd naar een ratio van 100% aan het eind van de coalitieperiode. Dit betekent dat in de begroting 2022 de ratio weerstandsvermogen tenminste 100% moet zijn.

Vergelijking met de begroting 2020

Weerstandsvermogen 

Rekening 

Begroting

Verschil

2019

2020

Beschikbare weerstandsvermogen (A)

110.247

107.358

2.889

Benodigde weerstandsvermogen (B)

104.189

104.655

-466

Ratio weerstandsvermogen (A/B)

106%

103%

3%

Ruimte weerstandsvermogen boven 1,0 (A - B) 

6.058

2.703

3.355

Benodigde aanvulling wsv tot 0,8

0

0

0

Bij de begroting 2020 lag de ratio van het weerstandsvermogen op 103% in jaarschijf 2020. Ten opzichte van de begroting 2020 is sprake van een toename van het beschikbaar weerstandsvermogen én een afname van het benodigd weerstandsvermogen.

Het beschikbaar weerstandsvermogen neemt toe met 2,9 miljoen euro ten opzichte van de begroting 2020. De Algemene reserve  neemt toe met 2,9 miljoen euro, de overige onderdelen van het beschikbaar weerstandsvermogen blijven gelijk. We lichten de verschillen toe in het onderdeel beschikbaar weerstandsvermogen.

Het benodigd weerstandsvermogen neemt af met 500 duizend euro. Deze afname ontstaat vooral omdat we het risico BUIG in jaarschijf 2020 naar beneden hebben bijgesteld met 1,4 miljoen euro. De overige risico’s zijn per saldo toegenomen met 900 duizend euro.

In vergelijking met de begroting 2020 neemt het benodigd weerstandsvermogen af met 500 duizend euro en het beschikbaar weerstandsvermogen neemt toe met 2,9 miljoen euro.  Dit leidt in 2020 tot een verbetering van de ratio met 3% (van 103% naar 106%).

De verlaging van de ratio in jaren 2021 ontstaat vooral door een toename van het risico in het sociaal domein en de toegenomen bezuinigingstaakstellingen vanaf 2020. Vanaf 2020 nemen de reserves jaarlijks met circa 3 miljoen euro toe. In het jaar 2021 en 2022 is de toename van de reserves niet voldoende om de toename van de risico’s te compenseren. In het jaar 2023 neemt de ratio weer toe naar 101% omdat de risico’s vrijwel niet wijzigen ten opzichte van het jaar 2022.

In het coalitieakkoord staat dat wordt gestreefd naar een ratio van 100%  aan het eind van de coalitieperiode (2022). Gelet op de grote opgaven accepteren we voor de kortere termijn een ratio onder de 100% (minimaal 80%, rekening houdend met een stand Algemene reserve van minimaal 25 miljoen euro).

Bij het beoordelen van het weerstandsvermogen kijken we ook naar het aandeel Algemene reserve ten opzichte van het benodigd weerstandsvermogen. In 2020 zit er 40,2miljoen euro in de Algemene reserve die meetelt voor het weerstandsvermogen. In de komende jaren neemt dit naar verwachting toe tot bijna 50,1 miljoen euro, indien geen beroep op het weerstandsvermogen hoeft te worden gedaan.  

Deze pagina is gebouwd op 06/30/2022 16:43:17 met de export van 06/30/2022 16:19:59